Deze druivensoort staat bekend voor volle, ronde wijnen met een getoaste smaak. Door rijping in eiken vaten krijgen de wijnen hun bekende karakter. De Chardonnaywijn, boterzacht tot lekker fris en fruitig, is de lieveling van menig  wijnbouwer en -liefhebber. Dat is logisch, want Chardonnay druiven groeien praktisch overal en worden niet snel ziek.

Oorsprong: witte Bourgogne

De chardonnaydruif is geboren in de Franse Bourgogne. En daar groeit hij nog steeds. Dat hij zo makkelijk groeit en niet vatbaar is voor ziektes kwam goed uit, want inmiddels groeit hij overal: van Duitsland tot Sicilië, van de Verenigde Staten tot Zuid-Afrika.

De allerduurste Chardonnaywijn komt trouwens uit de Bourgogne: Le Montrachet van Domaine de la Romanée-Conti.

De druif: stevige trossen

De Chardonnay is een middelgrote, ronde druif die aan een langwerpige, stevige tros groeit. Het blad is tamelijk rond van vorm en woekert weelderig, als de wijnbouwer dat niet in de hand houdt. De druif rijpt vrij snel, waardoor hij ook prima gedijt in koelere klimaten waar het najaar sneller begint.

Zelfde druif, verschillend terroir
Een Chardonnaydruif smaakt nergens hetzelfde, ook al groeien ze overal. Ze nemen namelijk volledig de typische smaken van de bodem over (= terroir). Een glas Chardonnay uit een koel klimaat smaakt dus heel anders dan uit een warm klimaat.

Op hout gerijpt of in inox-tanks

Chardonnay houdt van hout, eigenlijk als enig wit druivenras. Want lang niet alle druiven hebben voldoende body en structuur om op eikenhouten vaten te rijpen. Het hout voegt namelijk aroma’s toe en verandert de structuur van de wijn.

Veel druiven zijn niet opgewassen tegen die extra’s, maar de Chardonnaydruif wel. Hij wordt er over het algemeen voller en complexer van.

Chardonnay die in stalen tanks is gerijpt, komt qua smaak dichter in de buurt van een frisse Pino Gris of Sauvignon Blanc. Maar dan toch net wat fruitiger en zachter. Rijpheid speelt ook een rol: een jonge chardonnay smaakt fris naar appels. In een rijpere Chardonnay proef je bijvoorbeeld vijgen. Uiteindelijk herken je hem aan een lichtgelige kleur. Op staal gerijpte Chardonnay wordt gemaakt in koudere klimaten. Denk aan Californië, Chili, Loire en Chablis.

Chardonnay die op eiken is gerijpt, is rijk en vol warme smaken als vanille, boter en zelfs karamel. In een koel klimaat is komt dit terug als een boterzachte Chardonnay vol citrustonen. In een warm klimaat proef je juist meer tropische fruittonen. De meeste houtgelagerde Chardonnay komt uit warme wijnregio’s zoals Australië, Argentinië of Italië.

Smaken van citroen tot boter
De Chardonnay heeft tamelijk neutrale aroma’s die zich dus aanpassen aan de bodem waarin hij groeit. Ze variëren van appel en meloen in koele gebieden tot ananas en mango in warmere oorden. Een koel-klimaat Chardonnay uit de Chablis smaakt frisser en strakker dan een uit het warme Australië, die rijk en romig overkomt.

Maar elke Chardonnaywijn laat een zacht gevoel in je mond achter. Krachtig en stoer, maar met een zacht hartje. Want hoe fris hij ook smaakt, hij voelt altijd min of meer rond aan. Veel zachter dan bijvoorbeeld de strakke Sauvignon Blanc.

Wat eet je bij een Chardonnay?
Chardonnay gaat wat betreft smaken en textuur alle kanten op, dus aan foodpairing geen gebrek. Een lichte Chardonnaywijn als Chablis past door zijn frisse zuren en slanke stijl goed bij schaal- en schelpdieren en salades.

 Bij een mollige, ronde Chardonnay als Maçon Villages doen vis en gevogelte met een lichte, romige saus het prima. Een rijke, rijpe Chardonnay met aroma’s van exotisch fruit is een aanrader bij gebraden kalkoen en bij Indiase curry’s. Houtgerijpte Chardonnay past mooi bij gerookte producten als makreel, kip en eendenborst of een stevig winters stoofpotje. 

Bron: Gall&Gall